Leudal - 26 september 2021 - Schrijver Hugo Luijten uit Heel schreef een prachtige column over de solitaire eikenbomen in de gemeente Leudal voor Stichting IKL die wij, met toestemming van Stichting IKL en de auteur zelf, hier graag met jullie delen. Hugo Luijten geeft in deze aflevering het woord aan de eeuwige vrijgezel:
‘De eeuwige vrijgezel’, zo noemden mij laatst de mensen die een zomers fietstochtje deden. Inderdaad sta ik helemaal alleen tussen de velden, dus gelogen is het niet. Toch geef ik zelf de voorkeur aan De Eik. Of Meneer de Eik, nog wel het minste voor een éminence grise als ik. Vooral in de winter, als mijn donkergrijze, bladerloze takken, scherp staan afgetekend tegen zwaarbewolkte luchten.
Enfin, hun fiets zetten ze tegen mijn borst en in de luwte van mijn schaduw zochten ze wat verkoeling. ‘Hebben ze thuis geen boom?’ denk ik dan. Van wat ik hoor niet. Hooguit zo’n kleintje. Een sierappel of een zilverlinde. Leuk, zeker, maar het is toch niet het echte werk. Of ze hebben een modern geval zoals een conifeer. Aardige bomen, goede vertellers ook, maar veel verkoeling geven ze niet.
De eeuwige vrijgezel. Toch heeft het iets. Ik ben geplant door twee broers, ook vrijgezellen. De broers werden ouder en krommer en ik schoot omhoog. Mijn takken groeiden ook over het perceel van de buren en mijn bladeren en eikels vielen op ieders stuk grond. Talloze van mijn kinderen zag ik hier vertwijfeld omhoog komen. Tot één van de broers vroeg of laat met een ploeg kwam, of met de zeis. Ach ja, zo gaan die dingen. Als ze waren blijven groeien had ik geen plek meer gehad.
Vroeger stonden we hier met meer. Een eindje verderop stond een stevige beuk. Nog ver familie van de haag die de broers om hun boerderij hadden gezet. Meer naar de andere kant stond een mooie esdoorn, die prachtig rood kleurde in het najaar. Hij schreeuwde toen ze hem omzaagden. Het land werd opnieuw verdeeld en hij stond maar in de weg, vonden de mensen. Maar toen de zomer erop de zon verzengend schroeide, hadden de koeien geen schaduw meer.
Er liep ook een weg, daar stonden populieren. Die staan zelden alleen. Ze marcheren liever in een lange rij langs de wegen. Je moet er maar een stel van die herriemakers in de buurt hebben. Dan zijn wilgen een stuk rustiger. Die zoeken elkaar ook op, maar staren meestal droevig zwijgend in het water. Wij eiken staan daarentegen graag alleen. Onze grootheid verdraagt niet veel gezelschap.
Maar misschien is het wel een idee: wat meer van mijn kompanen neerzetten. Ik begrijp het wel, in een tuin is dat een heel gedoe. Een neef van me stond lange tijd in zo’n tuin naast een tamme kastanje. Redelijk beschut, dat wel, maar de mensen zaagden in hun takken en bliezen de bladeren met grof geweld op een hoop. Maar als de bladeren weg zijn, krijgen bomen winters koude poten. Ach ja, weten de mensen veel.
Maar hier. Zet er dan hier een paar neer. In het veld heeft niemand er last van. En ik heb weer wat aanspraak. Niet dat we veel zeggen. Bomen ruisen alleen. En de mensen hebben er geen idee van wat er allemaal over mij heen kruipt en vliegt. Dat schijnt goed te zijn voor het milieu, maar ik vind het gewoon lekker als er op mijn rug gekriebeld wordt.
Kunnen we dat afspreken? Dat jullie er links en rechts eentje neerzetten? Neem wat fatsoenlijks zou ik zeggen, maar met een bolacacia ben ik ook al tevreden.
Meer informatie over de auteur is te vinden op www.hugoluijten.eu.
260921/HvL